Er was eens een keurig opgevoede ridder die er van hield om mensen, gevraagd en ongevraagd, les te geven in Goede Manieren. Hij noemde zichzelf daarom De Moraalridder.
Aangezien de Moraalridder groot en sterk was, en een harnas en een zwaard droeg, luisterden de mensen vol ontzag naar hem.
Vaak vroegen mensen hem, nadat ze weer eens les van hem hadden gehad: “Hoe weet u dat toch allemaal?”.
“Dat voel ik!”, zei de Moraalridder, “Aan mijn tenen!”
De mensen keken dan naar de voeten van de Moraalridder en zagen dat hij inderdaad hele lange tenen had. Terwijl ze eerbiedig een stukje naar achteren schuifelden, vervolgde de Moraalridder: “Als iets pijn doet aan mijn tenen, is het niet goed! Proberen jullie daar alsjeblieft rekening mee te houden!”.
Nu hadden de tenen van de Moraalridder de bijzondere eigenschap dat ze steeds langer en gevoeliger werden naarmate er meer rekening met ze werd gehouden. Dat zorgde ervoor dat ze zich na verloop van tijd uitstrekten tot in de verste uithoeken van het land. Maar daardoor werd het ook onvermijdelijk dat er wel eens op werd getrapt. Elke dag hoorden de mensen de Moraalridder zuchten en steunen. Daarom deden ze hun uiterste best om zich aan zijn Goede Manieren te houden, maar voor de rest durfden ze bijna niets anders meer te doen –plezier maken al helemaal niet meer; zó bang waren ze dat ze op de onvoorspelbaar lange tenen van de Moraalridder zouden trappen. Dit moest niet veel langer zo doorgaan!
Gelukkig dacht de Moraalridder daar ook zo over: er ging steeds meer van zijn kracht en energie in zijn tenen zitten, waardoor de rest van hem steeds zwakker werd. Omdat hij zelf, met zulke lange en hoogsensitieve tenen, geen kant op kon, stuurde hij een boodschapper naar zijn leermeester (leermeester is een oud-Nederlands woord voor “coach”), met het verzoek om hem raad te komen geven.
De leermeester kwam zo snel mogelijk. Zonder al te veel rekening te houden met de lange tenen van de Moraalridder, liep hij even zelfverzekerd als onbevangen het kasteel van de Moraalridder binnen. In een oogopslag zag hij wat er aan de hand was. Hij zei tegen de Moraalridder, dat die zijn lange tenen moest laten inkorten. Dat zou slechts even pijn doen, waarna hij weer veel meer plezier in het leven zou hebben; let maar op!
Doch alleen al bij de GEDACHTE aan pijn, kromp de Moraalridder ineen; voor hem was dat echt geen optie!
“Tja,”, zei de leermeester, “dan kan ik verder niets meer voor je doen.”. En hij vertrok weer.
Maar de mensen in het land hadden gehoord hoe het bezoek van de leermeester aan de Moraalridder was verlopen, en keken ineens heel anders naar diens lange tenen. Nog steeds hoorden ze het gezucht en gesteun van de Moraalridder en konden ze, overal waar ze naartoe gingen, zijn lange tenen zien wriemelen. Maar ze trokken zich er niet meer zoveel van aan: ze deden gewoon weer ijverig hun werk en maakten daarna plezier.
De moraal van dit verhaal? Vraag dat maar aan de Moraalridder; ik ga Plezier maken!